"Als de meubels van Nora en mij op een dag op een veiling terecht zouden komen, als ze onder de as van een vulkaanuitbarsting zouden worden gevonden, zouden er bijna geen tekens van ons op terug te vinden zijn, hooguit wat krabbels van Emanuele, zoiets als een rotstekening, uit de periode dat hij elk hoekje van het huis met zijn potloden bewerkte. De archeologen van de toekomst zouden geen foto's vinden, de weinige die we hebben staan op de harde schijf van de computer die, als ze hem op het spoor komen, al jaren onbruikbaar zal zijn. We hebben een vreemde allergie voor beelden, Nora en ik. We bewaren helemaal niets, we schrijven elkaar geen brieven of berichtjes (behalve af en toe een boodschappenlijstje), we kopen geen souvenirs als we op reis zijn, want die zijn meestal erg lelijk en bovendien overal in de wereld hetzelfde, en sinds ons appartement door dieven is bezocht, hebben we geen goud of sieraden meer in huis, we bezitten ze simpelweg niet meer. Het bewijs van onze gemeenschappelijk doorgebrachte tijd is opgeslagen in het geheugen, het onze en het siliciumgeheugen van een moederbord. "